Rapport in 1894 uitgebracht door de Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland aangaande het onderzoek naar de toestand van vee- en vleeskeuring in de provincie Groningen.

Onderzoek in de provincie Groningen

De provincie GRONINGEN omvat 57 gemeenten met totaal 277.224 inwoners.
De grootte van de provincie is 22.9701 hectaren.

Er zijn 24 Groningse gemeenten ZONDER
bepalingen omtrent vlees- en veekeuring

In de 24 volgende gemeenten zijn geen bepalingen omtrent keuring enz. in de gemeenteverordeningen opgenomen:

Aduard, Baflo, Beerta, Bierum, Delfzijl, Finsterwolde, Grijpskerk, Grootegast, Haren, Hoogkerk, Kloosterburen, Leens, Nieuwe Schans, Oldehove, Oldekerk, Onstwedde, Slochteren, Ten Boer, Uithuizermeeden, Ulrum, Usquert, Vlagtwedde, Warffum en ‘t Zand. In de gemeenten Delfzijl en Nieuwe Schans is een verordening in bewerking.

De toestand is in die gemeenten als volgt:
In het geheel NIET werd gekeurd in 17 van de 24 gemeenten.
Het aantal keuringen bij noodslachtingen was 7.

a. In Nieuwe Schans wordt opgegeven ‘keuring bij noodslachtingen uitgevoerd door een gediplomeerd veearts’. De dichtstbijzijnde veearts is echter in 16 jaren niet ontboden.

b. Te Oldekerk keurt alleen in dubieuze gevallen bij noodslachting een gediplomeerd veearts.

c. De burgemeester te Oldehove schrijft, dat er geen geld is om de keuring goed te doen verrichten.

d. Te Aduard wordt bij een noodslachting wel eens gekeurd door een empirist, zo ook te Finsterwolde, indien er tenminste aangifte wordt gedaan.

e. Te Beerta wordt bij een noodslachting de veearts wel eens door de burgemeester opgeroepen.

f. Te Leens keurt de veearts soms bij een noodslachting.

g. In Uithuizermeeden en ’t Zandt gebeurt dit een enkele keer.

h. In Vlagtwedde let de politie op het begraven van gestorven dieren.

i. Te Onstwedde wordt door de veearts een enkele keer bij vilders gekeurd.

In zes van deze gemeenten zijn veeartsen beschikbaar; in zes andere gemeenten zijn acht empiristen aanwezig. [●●Nb. Empiristen waren geen veeartsen maar mensen die veel ervaring hadden op het gebied van de behandeling van ziek vee].

Als keurmeesters fungeren in vijf gemeenten veeartsen en in twee gemeenten empiristen. In 17 gemeenten zijn slachters werkzaam als keurmeester. Van vijf gemeenten is ons dit niet bekend.

In zes gemeenten zijn samen minstens acht vilders aanwezig. Bovendien zijn er vijf paardenslachterijen (Muntendam, Onstwedde, Ten Boer, Ulrum (2x)), en in het merendeel van de gemeenten zijn vilder-slachters werkzaam.

Er zijn 33 Groningse gemeenten MET bepalingen omtrent vlees- en veekeuring

Bij de overige 33 gemeenten bestaan wel bepalingen omtrent keuring enz. Deze staan bij 30 gemeenten in de algemene politieverordening. Bij één gemeente in een bijzondere verordening en bij twee gemeenten staat het in de verordening op het begraven van vee.

In 58% van de gemeenten is dus de keuring op papier min of meer geregeld.
In 42% van de gemeenten is de keuring onvoldoende of geheel niet geregeld.

De werkelijke toestanden in de gemeenten is als volgt:

a. Te Adorp wordt door een empirist gekeurd. Te Meeden vraagt men alleen een attest aan een veearts.

b. Te Ezinge werd in 20 jaar tijds tweemaal gekeurd. In Kantens vraagt men soms voor aangifte van accijns van gestorven of in nood geslachte dieren een attest van een veearts. In Zuidbroek laten de vilders hun waren voor eigen rekening keuren.

c. Te Loppersum keurt de politie, zo nodig een der veeartsen. Nb. Eén der veeartsen uit de omgeving werd in de laatste jaren éénmaal geroepen. Te Noordbroek keurt de veearts en te Wedde wordt een veearts voor keuring ontboden.

d. Te Bellingwolde keurt een empirist alleen in twijfelachtige gevallen het gestorven vee; te Eenrum heeft keuring door een veearts slechts zeldzaam plaats; te Leek keurt de empirist alleen bij aangifte voor accijns; te Muntendam is een attest van een veearts voldoende (daar is een paardenslachter, die per jaar circa 450 paarden slacht, welke op verzoek van de eigenaar door een veearts worden gekeurd); te Midwolde wordt een veearts ontboden; te Marum keurt een empirist, evenals te Uithuizen, maar in de laatste gemeente slechts een enkele keer; te Nieuwe-Pekela keurt een ambtenaar der belasting.

e. De keuring van z. g. gezond geslachte dieren gebeurt te Appingedam door de politie, maar vind zelden of nooit plaats. Bij herkeuring wordt een veearts ontboden (in 8 jaar tijds gebeurde dit slechts tweemaal).

f. Te Bedum wordt gekeurd door een empirist; te Oude-Pekela door een geneesheer of door een apotheker; te Scheemda wordt een veearts ontboden.

g. Te Hoogezand door een veearts (waar nodig), te Wildervank eist men een attest van een veearts en te Winschoten wordt door een veearts alleen bij minvermogenden de keuring op kosten der gemeente verricht en daarom veel ontdoken.

h. De veearts te Veendam keurt alleen de noodslachtingen, die de ambtenaar voor accijnzen verdacht voorkomen. Hij houdt ook wel toezicht op de slachterijen.

i. De keuringen te Groningen worden verricht door een veearts en door 14 ambtenaren van de belastingen.

In 22 gemeenten wordt de keuring minstens door 37 personen verricht, namelijk door 6 veeartsen, 1 geneesheer, 1 apotheker, 6 empiristen. In 3 gemeenten wordt een veearts (kan ook een empirist zijn) ontboden, in 3 is een attest van een veearts (of van een empirist) voldoende, in 2 keurt de politie, in 15 keuren ambtenaren der belasting.

Recapitulatie

Er wordt niets gekeurd in 28 gemeenten; keuring bij noodslachting in 27 gemeenten en normale keuring in 2 gemeenten. In 41 gemeenten zijn slachters, in 1 een exportslachterijen en 2 worstfabrieken; van 5 gemeenten is ons daaromtrent niets bekend. In 27 gemeenten zijn minstens 47 vilders te vinden, 11 paardenslachters, 10 vilder-paardenslachters en vele vilder-slachters.

Overzicht keurmeesters

In 50% der gemeenten wordt dus meer of minder gekeurd door 44 personen, waaronder 11 veeartsen, 1 geneesheer/arts, 8 empiristen en in 6 gemeenten keurt een veearts of een empirist.

In de provincie zijn in 18 gemeenten 22 veeartsen te vinden, waarvan één door zijn betrekking niet voor keurmeester in aanmerking kan komen. Verder zijn er 22 empiristen in 19 gemeenten.

In 4 gemeenten zijn één of meer veeartsen en empiristen. In 2 keurt de veearts (Groningen, Midwolde), in 1 de empirist (Bellingwolde) en in 1 de politie (Appingedam). In de 14 overige gemeenten, waar veeartsen zijn, wordt in 5 niet gekeurd, in 9 keurt de veearts. In de 15 gemeenten waar empiristen zijn, wordt in 7 niet gekeurd, in 5 keurt de empirist, in 1 een ambtenaar der belastingen, in 1 een veearts en in de andere geldt een attest van een veearts of van een empirist.

In 24 gemeenten zijn slachters, in 2 worstfabrieken en te Winschoten is een exportslachterij. In 21 gemeenten zijn te samen minstens 39 vilders, bovendien 7 paardenslachters (Appingedam, Ezinge, Groningen (3), Muntendam, Winschoten) en 10 vilder-paardenslachters en zeer veel vilder-slachters.

Conclusie

Van de 2 gemeenten, waar keuring en noodslachting plaats heeft, valt Appingedam uit, daar de keuring niet alleen onvoldoende is, maar deskundige leiding mist. Voor Groningen mag de regeling der keuring tamelijk voldoende worden geacht, zo er streng de hand aan wordt gehouden, dat keurmeesters-rijksambtenaren voor iedere afkeuring de hulp van den keurmeester-veearts inroepen.

Wordt ook rekening gehouden met de plaatsen waar keuring bij noodslachting hoofdzaak is, dan zijn er (de volledigheid der bepalingen daargelaten) 5 gemeenten, waarbij geen opmerkingen zijn gevoegd die aantonen dat de keuring bijna waardeloos is.

Bijzonderheden

In de provincie Groningen worden de gestorven dieren veelal als emolumenten beschouwd voor de vaste arbeiders. Het vlees wordt steeds sterk gezouten en komt van lieverlede in consumptie, zodat eventueel optredende nadelige gevolgen niet zo dadelijk merkbaar zijn.

Steeds wordt het vlees goed gekookt. Het vlees van gestorven of van in nood geslachte dieren wordt bijna altijd gegeten, alleen het meest walging wekkende van stinkende kadavers wordt begraven.

Nadelige gevolgen

1872, In Warffum werden bij verschillende personen gevallen van pustula maligna [infectie van de huid veroorzaakt door de miltvuurbacterie] waargenomen na het gebruik van slecht vlees (Verslag Geneeskundig Staatstoezicht 1872 – bl. 166).

1874, Te Groningen kwamen in 8 dagen tijds tweemaal ziekteverschijnselen voor bij een aantal officieren die aan een zelfde tafel aten na het gebruik van varkenskoteletten. Ook bij andere personen in de stad – die vlees van hetzelfde dier hadden gebruikt — kwamen ziekteverschijnselen voor (Idem 1874 – blz. 229).

1881, Enige personen in Groningen werden ziek na het gebruik van vlees, afkomstig van miltvuurzieke dieren (Verslag Veeartsenkundig Staatstoezicht 1881 – blz. 29).

1882, In verschillende huisgezinnen te Groningen werden personen ziek na het gebruik van leverworst (Verslag Geneeskundig Staatstoezicht 1882, bl. 288).

1883, Bij al de leden van één gezin te Groningen werd vergiftiging geconstateerd door het gebruik van vlees (Idem 1883, bl. 316).

1886, Te Grijpskerk werden al de leden van een gezin ziek na het gebruik van warm vlees; de verschijnselen herhaalden zich, toen het vlees — koud geworden — werd beproefd. (Idem 1886).

1888, In verschillende huisgezinnen te Groningen werden meerdere personen ziek na het gebruik van gerookte rol-hammetjes (Idem 1888, bl. 314).

1891, Te Nieuwolda werden 8 personen ziek na het gebruik van vlees, afkomstig van een schaap dat aan gangreen had geleden.

1892, Te Oldenhove werden enige personen uit verschillende huisgezinnen ziek na gebruik van vlees, afkomstig van een in nood geslachte koe; één der personen stierf. In dezelfde gemeente ontstond enige weken later vleesvergiftiging bij vele arbeidersgezinnen na het gebruik van vlees, afkomstig van gestorven kalveren.

Te Noordhorn kwamen in één gezin gevallen voor, die zeer veel op cholera geleken. Eveneens te Aduard na het gebruik van vlees, afkomstig van gestorven kalveren.

Geraadpleegde bron

Deze bron geeft ook de resultaten in andere Nederlandse provincies weer: De keuring van Vee en Vleesch in Nederland. Rapport uitgebracht door de Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland aangaande het onderzoek naar de toestand van vee en vleeskeuring in Nederland.