Dit artikel over ‘Melaatsheid in Groningen’ is gebaseerd op ‘een recht aangename lezing’ van dokter W.G. v.d. Berg, arts en chirurgijn te Groningen. De lezing werd gehouden op 20 februari 1900 voor de Sociëteit van Handwerkslieden in Groningen.

Melaatsheid in Groningen

Rond 1900 heerste de melaatsheid, aldus dr. W.G. van den Berg, nog ‘in krachtige mate’ in ‘onze oost- en West-Indische bezittingen’ en kwam de ziekte ook nog vrij veel voor in Noorwegen en op IJsland.

De ziekte begint met een menigte vlekken, verspreid over het bovenste gedeelte van het lichaam, die nu eens zwartachtig, dan geel, dan weer wit zijn en die later vooral op voorhoofd, aangezicht en kin ontaarden in zweren. De huid valt er in stukken af. Het lichaam vermagert, de spieren, kuiten, enzovoort verdwijnen, vingers en tenen splijten uit elkaar in droge scheuren. Het is een zeer langzame, kwijnende kwaal, die volgens vele schrijvers 20 jaar en langer kon kan duren.

Twee melaatsen mogen de stad niet binnenkomen

Twee melaatsen mogen de stad niet binnenkomen. (Bron: Wikimedia Commons)

Ongetwijfeld was de melaatsheid reeds 15 eeuwen voor onze tijdrekening in Egypte bekend. In de middeleeuwen wordt ze werd de ziekte ook wel ‘Lazarije’ genoemd. ‘Lazarije’ is afgeleid van de heilige Sint-Lazarus, van wie in de middeleeuwen werd gedacht dat hij aan lepra leed. Het woord ‘lazaret’ voor een veldhospitaal is afgeleid van ‘lazarije’.

Het was een bijzonder vroom werk getuigend van christelijke naastenliefde om melaatsen te dienen en te helpen. Maar dat was niet geheel zonder eigenbelang, want hierdoor kon men zich van zijn eigen zonden bevrijden.

De naam ‘lepra’ stamt uit de Griekse en Romeinse tijd stamt. Dit woord is afgeleid van het Griekse ‘lepros’, dat ‘met schubben bedekt’ betekent. In ons land noemde men de ziekte ook wel ‘akker- of veldziekte’, omdat men de lijders met het oog op de besmettelijkheid buiten de stad onderbracht.

Kruistochten

In ons land dook de ziekte voor het eerst op tijdens en na de kruistochten die plaats vonden tussen 1100 en 1300. Niet allen heerste de ziekte onder het gewone volk, maar ook onder de adel. De ziekte verbreidde zich zodanig dat men in die tijd de Orde van Sint-Lazarus oprichtte. Dit was een orde met een charitatief karakter ter bestrijding van de lepra en de daardoor veroorzaakte noden. Frankrijk telde kort na de Kruistochten 800 leprozenhuizen. In de Westerse wereld waren er in die tijd zo’n 1.900 leprozenhuizen.

Leprozenhuizen / Leprozenasiel

Deze leprozenhuizen werden omstreeks 1100 voor het eerst genoemd. Het waren meestal kerkelijke stichtingen van liefdadige oorsprong die buiten de stadsmuren van de steden werden gebouwd.

Het betrof verpleeginrichtingen, geen geneesinrichtingen, die vaak omgeven werden door een hoge muur Het toezicht binnen zo’n huis werd uitgevoerd door een of twee uitwonende personen. Het beheer vond plaats door regenten, die benoemd werden door schout, schepenen en de raad.

In 1570 werd het recht van verbanning of uitwerping van melaatsen opgeheven en veranderd in opsluiting binnen de muren van een leprozenhuis, waar ze leefden op bier en brood of water en brood. Op vrijdag en zaterdag kregen ze boter en kaas.

De inkomsten voor zo’n leprozenhuis (ook leprozengesticht genoemd) bestonden uit liefdadige inzamelingen, schenkingen en legaten. Ook opbrengsten uit een beroep van leprapatiënten kwamen ten bate van het huis. De meer gegoede melaatsen vermaakten hun bezittingen dikwijls aan het gesticht, daar zij meenden, dat één van de voornaamste middelen ter genezing van hun ziekte bestond uit het eten van zelf bij elkaar gebedeld brood. Grote bloei bereikten de leprozenhuizen toen de bewoners zich, binnen de voor hen gestelde grenzen, gingen toeleggen op de landbouw en vooral op de tuinbouw. De verkochte producten waren een bron van inkomsten voor de gestichten.

Schouwing van de patiënt

Voordat iemand in een dergelijk gesticht opgenomen kon worden moest hij of zij ‘geschouwd’ worden door een speciaal daartoe aangestelde ‘keurmeesters’ [‘besienders’]. De lijders uit de noordelijke provinciën gingen voor die keuring meestal naar Keulen. De schouwing voor de beide Hollanden, Zeeland en Friesland vond plaats in Haarlem. Iedere melaatse moest zich om de vier jaar laten herschouwen. Voor de eerste schouwing moest drie gulden worden betaald; iedere daarna volgende herschouwing kostte tien schellingen.

Petrus Forestus, een Nederlandse medicus die in de 16-de eeuw in Alkmaar leefde en wel eens de Hollandse Hippocrates wordt genoemd, schreef dat door onkunde van de ‘besienders’ slechts een tiende deel van de gediagnosticeerde leprozen werkelijk lepralijders waren. Velen leden in die tijd aan schurft of andere infecties.

Degenen die daarna opgenomen wensten te worden in een leprozenhuis, moesten zelf voor een bed zorgen en verder een drinknap, een schotel om uit te eten en een kostuum meebrengen. De maaltijden werden in een gemeenschappelijke ruimte genuttigd. De spijzen bestonden gezouten vlees, gezouten vis, groenten, melk en meelspijzen. Huwelijken binnen een dergelijk huis waren verboden.

Voorschriften voor leprozen

De stedelijke regeringen grepen krachtig in op de persoonlijke vrijheid. Een man mocht niet bij zijn vrouw worden toegelaten of omgekeerd. Dat werd alleen toegestaan wanneer de lijder binnen korte tijd zou sterven.

De voorgeschreven kleding bestond uit een verplichte hoofdbedekking die vaak de vorm had van een omgekeerd scheerbekken. Daarbij hoorde een lange mantel waarop meestal het stadswapen of een ander kenteken was afgebeeld. Lepralijders, meestal aangeduid als ‘broodbidders’ of ‘bedelaars’ en droegen soms op hun kleding een plaat van lood of een ander zichtbaar kenteken. Ook moesten ze weleens handschoenen en/of een sluier dragen.

De lazarusklap

Tevens was de lepralijder verplicht een zogenaamde lazarusklap te gebruiken. Dat was een houten klepper waarmee ze als ze gingen bedelen, waarschuwden dat ze eraan kwamen. De woorden ‘klaploper’ en ‘klaplopen’ dateren uit die tijd. De leprozen moesten er voor zorgen dat ze voor de avond inviel uit de stad vertrokken waren. Stedelingen mochten hen geen onderdak bieden.

Lepralijder met houten klepper

Lepralijder met houten klepper (Lazarusklap) (Bron: Wikimedia Commons)

Vuylbrief

Behalve het dragen van de hen kenmerkende kleding moest iedere leproos, zowel om in een leprozenhuis te mogen komen of om te mogen bedelen, voorzien zijn van een zogenaamde vuilbrief [vuylbrief]. Dit was een officiële gemeentelijke ‘vergunning’ waaruit bleek dat de eigenaar van de brief melaats was.

Door middel van die vuilbrief werd iemand formeel uit de maatschappij gestoten, waarbij tegelijkertijd diens huwelijk, als hij getrouwd was, werd ontbonden en de melaatse de woonplaats moest verlaten. Maar de vuylbrief gaf de melaatse ook bepaalde rechten, zoals het verblijf in een plaatselijke leprozerie en het recht om te mogen bedelen. In deze vuilbrieven ontstond in de loop der tijd een ‘schandelijke handel’ omdat het vuylbrief-recht om te mogen bedelen, misbruikt werd door niet-melaatsen.

Geheime middelen als medicijn

Vele geheime middelen werden vroeger voor de ziektebestrijding gebruikt. In Brazilië geloofde men dat de beet van sommige slangen de lepra genas. Op Barbados bestond een petroleumkuur, in China hechtte men grote waarde aan een bepaalde olie. Op de Viti eilanden legde men een klein vuur aan, waarvoor hout van een bepaalde boomsoort werd gebruikt. Zodra zich een zwarte rook begon te ontwikkelen, hingen de behandelaars de melaatse, aan handen en voeten gebonden, boven het vuur in de rook. NB. Of dit ook inderdaad hielp is niet bekend.

Leprozenhuis in Groningen

In de 13e, 14e en 15e eeuw hadden bijna alle grote steden leprozenhuizen. Dat gold ook voor Groningen. Het huis stond aan de Hereweg, vanaf de stad aan de rechterkant van de weg, ter hoogte van de laatste boerenplaats, vlakbij de tol onder Haren. Het leprozenhuis werd gesticht door Johan Namyag, die apotheker was in het Heilige Geestgasthuis. ●●NB. Dat is ongeveer ten hoogte van de voormalige RK Ziekenhuis in Helpman.
In het Groningse Leprozenhuis waren twee huismeesters, een huismoeder en een knecht, aangesteld die voor de leprozen moesten zorgen. De leprozenlijders mochten op zondag, dinsdag en vrijdag in de stad komen om aalmoezen op te halen. Om twee uur ’s middags moesten ze de stad verlaten. Een paar maal per jaar werden grote bedeltochten gehouden waaraan alle stedelijke leprozen deelnamen. Deze collectieve bedeltochten werden in de loop der tijd afgeschaft.

Naschrift

In de 19e en 20e eeuw was lepra nog steeds aanwezig in de Nederlandse koloniën. Uit vrees voor een nieuwe uitbraak van de ziekte in Nederland werd in 1845 in Veenhuizen een leprozerie voor oud-kolonialen ingericht. Deze functioneerde tot 1886. In 1914 werd in Heerde de moderne leprozerie Heidebeek gesticht voor de opvang van leprapatiënten uit Nederlands Oost- en West-Indië. In de jaren rond 1950 werd in Heidebeek nog een aantal uit Indonesië afkomstige Molukkers met lepra verpleegd.

Lepra – de verantwoordelijke bacterie

De verantwoordelijke bacterie heet Mycobacterium leprae (M. leprae). Het is een zuurvaste staafbacterie, voor het eerst beschreven in 1873 door de Noorse arts Armauer Hansen. Lepra wordt daarom ook wel de ziekte van Hansen genoemd. Een andere naam voor de ziekte is ‘melaatsheid’, maar deze term heeft een negatieve bijbetekenis en wordt daarom minder vaak gebruikt. Sinds 2008 is bekend dat er een tweede bacteriële veroorzaker van lepra bestaat: de Mycobacterium lepromatosis.

Lepra vandaag de dag

Er zijn nu diverse affectieve behandelingen voor lepra beschikbaar waaronder het middel Dapson, dat in 1940 werd ontwikkeld. Het gebruik van medicijnen verlaagde het aantal melaatsen in de 20ste op drastische wijze. Niettemin worden nog elk jaar 250.000 gevallen ontdekt, vooral in Afrika. Medicijncocktails met Dapson, Clofazimine en Rifampicine beperken de gevolgen van de ziekte, maar die is beslist nog niet uitgeroeid, ook al is 95% van de wereldbevolking er inmiddels immuun voor. (Bron: Jonathan Moore – Pest en Cholera – Geneeskunde door de eeuwen heen).

Geraadpleegde bronnen

Nieuwsblad van het Noorden – 21 februari 1900.
Jonathan Moore – Pest en Cholera – Geneeskunde door de eeuwen heen.
Sandra Hempel – Atlas van ziekten en epidemieën.
Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Leprozerie
Meer informatie over lepra zie Lepra – Wikipedia